19.8 Wat is de cashflow?

Definities

• Cashflow wordt dedefinieerd als (resultaat na belastingen + afschrijvingen) / (rentelasten + aflossingen op lang vreemd vermogen) In de algemene uitgangspunten staan:
• Een alinea over aandachtspunten rond grootboek
• Meetperiode. In dit geval is de meetperiode altijd 1 januari t/m 31 december of 1 juli t/m 30 juni en ligt deze in het verleden.

Toelichting

• Deze indicator berekent de cashflow van de organisatie. De cashflow geeft de mogelijkheid van een bedrijf aan om op korte termijn betalingen te voldoen. Het verschil in cashflows tussen twee perioden geeft de verbetering of verslechtering van deze situatie aan.
• De post "Uitgaven ter aflossing van leningen" wordt in jaarrekeningen van zorgorganisaties vaak benoemd als "aflossing langlopende schulden".
• De inputparameter is een meetperiode (dd-mm-jjjj t/m dd-mm-jjjj). Deze is altijd 1-jan t/m 31-dec van het voorgaande jaar of 1-jan t/m 30-jun van het lopende jaar.

Berekening

De schuingedrukte begrippen zijn verwijzingen naar totalen die worden gedefinieerd in indicator 18.1 (langlopende schulden) en 18.2 (resultaat, afschrijvingen, rentelasten). Zie ook daar voor de verwijzingen naar de jaarrekening-rubrieken en de ontologie.

1. "Uitgaven ter aflossing van leningen" = (F Langlopende schulden (nog voor meer dan een jaar) op peildatum eerste dag voor het begin van de meetperiode) - (F Langlopende schulden (nog voor meer dan een jaar) op peildatum laatste dag van de meetperiode)
2. Cashflow = "S Resultaat na belastingen" + "Q.VI Afschrijvingen op immateriële vaste activa en materiële vaste activa" / "R.IV Rentelasten en soortgelijke kosten" + "Uitgaven ter aflossing van leningen"