Technische specificaties

Hoofdstuk 5 - Implementatie

Voor ieder van de processen specificeren we in dit hoofdstuk de technische vereisten voor de IT-infrastructuur. Deze specificatie heeft ten doel om interoperabiliteit van de koppelvlakken en protocollen af te spreken evenals het gebruik van standaarden. Deze specificatie heeft niet ten doel om functionaliteit voor de diensten van een product te specificeren. De specificatie van de diensten is voorbehouden aan de ICT-leveranciers van de producten.

In de teksten zijn afnemer en aanbieder als actoren gebruikt. Hiermee bedoelen we de verantwoordelijkheid van de afnemer en de aanbieder. We gaan bij deze verantwoordelijkheden ervan uit dat de bijbehorende activiteiten geautomatiseerd door een systeem zullen worden uitgevoerd.

​5.1.​ Overeenkomen informatievraag en technische vraagstelling

Vanuit de technische specificaties worden geen technische eisen gesteld aan dit proces.

​5.2.​ Uitgeven gevalideerde vraag

De beheerorganisatie KIK-V implementeert een dienst voor het uitgeven van de gevalideerde vraag. De credential voor de gevalideerde vraag moet uitgegeven worden als een “private” verifiable credential.

Het uitgeven van een credential voor de gevalideerde vraag is vergelijkbaar aan het uitgeven van een organisatie credential zoals gedocumenteerd voor de Nuts-node. In onderstaand voorbeeld is dit weergegeven. Ook het vertrouwen in de uitgever moet vergelijkbaar geconfigureerd zijn voor het credential van de gevalideerde vraag waarbij de beheerorganisatie KIK-V de uitgever is. Aanbieders moeten daarom de beheerorganisatie KIK-V vertrouwen.

NB: De “visibility” voor het credential moet ingesteld zijn op “private”.

De beheerorganisatie KIK-V is de “issuer” voor het credential, de afnemer van de gevalideerde vraag de “holder”.

Onderstaand voorbeeld is niet normatief. (MVP: Voor het verzenden van de gevalideerde vraag wordt alleen het attribuut “credentialSubject” gevraagd)

Code gekopieerd

...

Kopieer naar klembord

1POST http://example.com/internal/vcr/v2/issuer/vc
2Content-Type: application/json
3
4{
5    "issuer": "did:nuts:beheerorganisatie_organization_did",
6    "type": "ValidatedQueryCredential",
7    "issuanceDate": "2021-01-01T00:00:00Z",
8    “expirationDate”: "2021-12-31T23:59:59Z",
9    "credentialSubject": {
10        "id": "did:nuts:did:nuts:afnemer_organization_did",
11        "validatedQuery": {
12            “identifier”: “Uniek nummer voor de gevalideerde vraag, UUID,geformatteerd overeenkomstig de urn:uuid definitie”,
13            “name”:2.3.1 Ziekteverzuimpercentage”,
14            “description”: “CBS/Vernet: Het ziekteverzuimpercentage is het totaal aantal ziektedagen van de personeelsleden, in procenten van het totaal aantal beschikbare (werk-/kalender) dagen van de werknemers in de verslagperiode. Het ziekteverzuimpercentage is inclusief het verzuim langer dan een jaar en exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof.,
15            "profile": "https://kik-v.gitlab.io/uitwisselprofielen/uitwisselprofiel-odb/",
16            "ontology": "https://raw.githubusercontent.com/kik-v/onto-kik/master/kik-v.owl",
17            "sparql": "...",
18            “paramsSHACL”:...19        }
20    },
21    "publishToNetwork": true,
22    "visibility": "private"
23}

​5.2.1​. Parameters voor de SPARQL-query (Niet in MVP)

Voor een SPARQL-query kunnen parameters gedefinieerd zijn in de gevalideerde vraag. Bijvoorbeeld om een peildatum, een periode of een locatie te selecteren. De definitie van de parameters is in de gevalideerde vraag opgenomen zodat een aanbieder kan verifiëren dat ontvangen parameters geldig zijn. De definitie is beschreven in de Shapes Constraint Language (SHACL). Onderstaand voorbeeld voor een peildatum is niet normatief.

Code gekopieerd

...

Kopieer naar klembord

1@prefix dash: <http://datashapes.org/dash#> .
2@prefix rdf: <http://www.w3.org/1999/02/22-rdf-syntax-ns#> .
3@prefix rdfs: <http://www.w3.org/2000/01/rdf-schema#> .
4@prefix ex: <http://example.com/> .
5@prefix sh: <http://www.w3.org/ns/shacl#> .
6@prefix xsd: <http://www.w3.org/2001/XMLSchema#> .
7
8ex:QueryParameterShape
9    a sh:NodeShape ;
10    sh:targetClass ex:QueryParameter ;
11    sh:property [
12        sh:path ex:peildatum ;
13        sh:datatype xsd:date ;
14        sh:maxInclusive "2021-12-31"^^xsd:date  ;
15        sh:name "peildatum" ;
16    ] .

De naam van de parameter wordt als volgt opgenomen in de SPARQL: $(name) Voor het bovenstaande voorbeeld zou dit zijn: $(peildatum).

De aanbieder moet de ontvangen parameters verifiëren op basis van de SHACL uit de gevalideerde vraag en de ontvangen waarden voor de parameters opnemen in de SPARQL.

​5.2.2.​ Intrekken van een gevalideerde vraag

De beheerorganisatie KIK-V kan als uitgever op ieder moment een gevalideerde vraag intrekken. De gevalideerde vraag is vanaf dat moment niet meer geldig. Een aanbieder verifieert een gevalideerde vraag met als peildatum de datum en tijd van ontvangst. Als een gevalideerde vraag op het moment van ontvangst geldig is (met een leashtime van 10 seconden), dan moet deze worden verwerkt.

​5.3.​ Uitgeven uittreksel zorgaanbiedergegevens

Het uittreksel wordt ontwikkeld door het team dat de uitgifte van verifieerbare referentie gaat ontwikkelen (zie paragraaf 7. Onderwerpen voor doorontwikkeling). Het uittreksel zal minimaal het KvK-nummer van de zorginstelling en het AGB-nummer van de zorginstelling moeten bevatten.

​5.4.​ Beschikbaar stellen data en adverteren endpoints

5.4.1.​ Beschikbaar stellen data

De aanbieder moet de data voor de informatievragen beschikbaar stellen in een RDF-database (triple store). Hiervoor moet de aanbieder een RDF-database implementeren naar eigen keuze. RDF staat voor Resource Description Framework en is een standaard voor het beschrijven van informatie en kennis. De aanbieder realiseert koppelingen met haar toepassingen en informatiesystemen om de data beschikbaar te stellen in de RDF-database.

De aanbieder implementeert een RDF-database met de volgende eisen:

  1. De RDF-database moet minimaal versie 1.1 van het Resource Description Framework gebruiken voor de representatie van de kennisgraaf.
  2. De RDF-database moet ondersteuning bieden aan OWL2 RL voor redenatie op de kennisgraaf.
  3. De RDF-database moet ondersteuning bieden aan SHACL voor de toepassing van kennisregels.

De aanbieder moet de ontologie voor de domeinen waarin de aanbieder werkzaam is opnemen in de RDF-database. Zie hiervoor Afsprakenset. De ontologie is beschreven in de W3C Web Ontology Language (OWL2).

​5.4.2​. Beschikbaar stellen stellen SPARQL-endpoint

De aanbieder moet een SPARQL-endpoint implementeren zodat een RDF-database bevraagd kan worden. Dit is een intern endpoint en zou niet toegankelijk moeten zijn voor afnemers van gegevens. Het SPARQL-endpoint moet de technische vraagstelling kunnen uitvoeren. Het antwoord van de SPARQL-endpoint moet overeenkomstig versie 1.1 van de SPARQL-resultaten zijn, zie https://www.w3.org/TR/sparql11-results-json/.

De aanbieder hanteert voor haar RDF de volgende goede praktijken:

  • Wereldwijd uniek: een URI mag nooit naar twee verschillende concepten verwijzen, zelfs niet naar concepten die gelijk lijken.
  • Aanhoudend: een URI zou moeten blijven bestaan.
  • Stabiel: een URI zou nooit opnieuw gebruikt mogen worden voor verschillende dingen tussen versies, zelfs als het origineel is verwijderd.
  • Oplosbaar: wanneer een gebruiker op een URI in zijn browser klikt, zou deze omgeleid moeten worden naar een geschikt document (Linked Data). Dit betekent niet noodzakelijk dat het in staat moet zijn om RDF-inhoud te retourneren.

Meer goede praktijken zijn te vinden op: https://www.w3.org/TR/cooluris/.

​5.4.3.​ Beschikbaar stellen berichtendienst

De aanbieder moet een berichtendienst (zie aanvullende eisen) beschikbaar stellen voor de ontvangst van gevalideerde vragen. Het endpoint van de berichtendienst moet geadverteerd worden in het Nuts-netwerk.

​5.5.​ Vinden zorginstelling

De technische specificaties stellen als uitgangspunt dat het vinden van een zorginstelling resulteert in een KvK-nummer. Het vinden van de zorginstelling zelf is geen onderdeel van de technische specificatie. Hiervoor moet een afnemer zelf een voorziening realiseren wat resulteert in een lijst van KvK-nummers.

Het uittreksel zorgaanbiedergegevens moet zijn uitgegeven voor een zorginstelling om op basis van het KvK-nummer een zorginstelling in Nuts te kunnen vinden. Het uittreksel moet de afnemer in staat stellen om betrouwbaar een endpoint te vinden.

Let op!
Zolang het uittreksel zorgaanbiedergegevens niet beschikbaar is, zal het vinden van een zorginstelling moeten resulteren in de naam die eveneens in de Nuts nodes is geregistreerd. Deze registratie vindt plaats op basis van de NutsOrganizationCredential. Een afnemer kan daardoor in het register van Nuts zoeken naar de naam van de zorginstelling om een adres (een endpoint) te vinden. Uitgangspunt is dat een zorginstelling alleen in Nuts gevonden kan worden als die is aangesloten op Nuts.

​5.6.​ Verzenden gevalideerde vraag

De vragende partij (“de afnemer”) moet een bericht verzenden naar de berichtendienst van de aanbieder. In het bericht wordt de gevalideerde vraag gepresenteerd.

In onderstaand diagram is de flow weergegeven voor het verzenden van de gevalideerde vraag door de afnemer.

Verzenden gevalideerde vragen Figuur 4. Verzenden gevalideerde vragen

De stappen voor het vinden van de berichtendienst en het verzenden van een bericht zijn beschreven in de aanvullende specificaties voor de berichtendienst (zie paragraaf 6. Aanvullende specificaties). In deze paragraaf wordt alleen een beschrijving gegeven van de inhoud van het bericht.

5.6.1​. Verzamelen gevalideerde vragen

De afnemer verzamelt de gevalideerde vragen die zij heeft ontvangen van de beheerorganisatie KIK-V. Uit deze verzameling kiest zij welke gevalideerde vraag ze wil stellen aan de aanbieder. Zie de Nuts API-specificatie om verifieerbare referenties te kunnen vinden.

​5.6.2.​ Aanmaken presentatie voor de gevalideerde vraag

De afnemer moet de geselecteerde gevalideerde vragen presenteren aan de aanbieder. Hiervoor moet de afnemer een verifiable presentation aanmaken die elektronisch is verzegeld door de afnemer zelf. De afnemer toont hiermee cryptografisch aan de eigenaar te zijn van de gevalideerde vraag. De afnemer moet de gevalideerde vraag presenteren met hetzelfde “did” waarmee de afnemer de gevalideerde vraag heeft verkregen. Voor meer informatie, zie https://www.w3.org/TR/vc-data-model/#presentations.

Met onderstaand voorbeeld wordt door een Nuts-node een verifiable presentation aangemaakt. De afnemer moet hiervoor haar eigen Nuts-node gebruiken.

Code gekopieerd

...

Kopieer naar klembord

1POST http://example.com/internal/vcr/v2/holder/vp
2Content-Type: application/json
3
4{
5    "verifiableCredentials":[
6         // de ValidatedQueryCredential zoals verkregen
7    ],
8    "signerDID" : "did:nuts:afnemer_organization_did",
9    "proofPurpose":"assertionMethod",
10    "challenge":"een willekeurige challenge",
11    "expires":"expiratiedatum in ISO 8601 (example: 2022-12-20T09:00:00Z)"
12}

Als expiratiedatum wordt een termijn van 10 minuten aangehouden. Binnen deze termijn moet een aanbieder de presentatie hebben geverifieerd. Als de expiratiedatum is verstreken, dan moeten aanbieders de presentatie afkeuren.

Een afnemer kan met een presentatie meerdere gevalideerde vragen verzenden in een presentatie.

​5.6.3.​ Opnemen parameterwaarden in het bericht (Niet in MVP)

Als de SPARQL een parameter bevat die ingevuld moet worden, dan moet de afnemer de waarden voor die parameter opgeven in het bericht. Zie hiervoor 6.1.3 Samenstellen inhoud bericht. De afnemer moet voor iedere parameter een geldige waarde opgeven. De technische vraag wordt namelijk pas uitvoerbaar als de combinatie van de SPARQL en de parameters een geldige query oplevert. De afnemer geeft de parameters op in JSON-LD-formaat overeenkomstig de SHACL-definitie van de gevalideerde vraag. Voor een voorbeeld, zie 5.7.1 Ontvangen bericht.

​5.6.4​. Verzenden bericht

De presentatie van de gevalideerde vragen of vragen worden in de body van een bericht verzonden. Zie hiervoor paragraaf 6.1 beschikbaar stellen van de berichtendienst. De afnemer verzendt het bericht via de berichtendienst.

5.6.5. Registreren verzonden bericht in het logboek

De afnemer registreert ieder verzonden bericht in een logboek. Zie hiervoor de paragraaf over het logboek van ontvangen en verzonden berichten.

5.7.​ Ontvangen en beantwoorden gevalideerde vraag

​5.7.1​. Ontvangen bericht

De aanbieder ontvangt de gevalideerde vraag in het bericht van de berichtendienst en verwerkt deze. Zie de paragraaf over het beschikbaar stellen van de berichtendienst en de beveiliging van de berichtendienst zodat alleen berichten worden ontvangen met een geldig access token. Als het access token niet geldig is, wordt het bericht niet geaccepteerd en is het niet ontvangen. De afnemer ontvangt een html foutcode.

Een ontvangen bericht moet een unieke identificatie (id) hebben, in het formaat van uuid v4 (geformatteerd overeenkomstig de urn:uuid definitie), dat nog niet eerder is ontvangen. Als een bericht met het id al bestaat, dan wordt het nieuw ontvangen bericht afgekeurd en zal een foutbericht worden verzonden.

De verwerking van een ontvangen bericht voor het “validated-query-request”-protocol is hieronder beschreven. Het zijn alleen stappen in de verwerking die afgesproken zijn. Naast deze afgesproken verwerkingen kan de aanbieder besluiten aanvullende stappen uit te voeren in de verwerking van een ontvangen bericht.

​5.7.2.​ Registreren ontvangen bericht in het logboek

De aanbieder registreert ieder ontvangen bericht in een logboek. Zie de paragraaf over het logboek van ontvangen en verzonden berichten.

​5.7.3.​ Verifiëren herkomst van het bericht

De aanbieder verifieert dat de verzender autorisatie heeft aangevraagd en geautoriseerd is voor de scope “didcomm-service-kikv” in het access token. De verzender is geïdentificeerd door het attribuut “from” in het bericht.

De aanbieder moet verifiëren dat de verzender (geïdentificeerd door het attribuut “from”) gelijk is aan het onderwerp van de access token (geïdentificeerd door het attribuut “sub”).

De aanbieder moet verifiëren dat het bericht voor haar bestemd is. De aanbieder verifieert dat de ontvanger (geïdentificeerd door het attribuut “to”) gelijk is aan de uitgever van de access token (geïdentificeerd door het attribuut “iss”).

(MVP: Door het ontbreken van de presentatie in de MVP, moet de aanbieder verifiëren dat het bericht verzonden is door de KIK-Starter. De verificatie dat het bericht afkomstig is van de KIK-Starter wordt uitgevoerd door een verificatie op de did van de KIK-Starter)

​5.7.4.​ Verifiëren presentatie van de gevalideerde vraag

​De aanbieder moet verifiëren dat de ontvangen presentatie van gevalideerde vragen geldig is, evenals de gevalideerde vragen die gepresenteerd worden. Hierbij moet de aanbieder verifiëren dat de gevalideerde vragen uitgegeven zijn door de beheerorganisatie KIK-V en dat de attributen niet gewijzigd zijn sinds de uitgifte van de gevalideerde vraag. Al deze verificaties kunnen door de Nuts-node van de aanbieder worden uitgevoerd. In onderstaand voorbeeld is te zien hoe.

Code gekopieerd

...

Kopieer naar klembord

1POST http://example.com/internal/vcr/v2/verifier/vp
2Content-Type: application/json
3
4{
5    "verifiablePresentation": 
6    {
7        // de verifiable presentation die ontvangen is
8    }
9}

De presentatie wordt gebruikt om houderschap van de gevalideerde vraag te bewijzen. De presentatie moet daarom de did van de houder van de gevalideerde vraag bevatten in het attribuut “holder” van de presentatie. De aanbieder moet verifiëren dat de presentatie ondertekend is door de houder (geïdentificeerd door het attribuut “holder”).

De aanbieder moet verifiëren dat de gevalideerde is uitgegeven aan de houder die de gevalideerde vraag presenteert. De houder van de gevalideerde vraag wordt geïdentificeerd door het attribuut “id” in de “credentialSubject” van een gevalideerde vraag.

De aanbieder moet verifiëren dat de gevalideerde vraag is ontvangen in een bericht afkomstig van de houder (geïdentificeerd door het attribuut “from” van een ontvangen bericht).

De aanbieder zou een geldige gevalideerde vraag moeten verwerken en de technische vraagstelling uitvoeren. De technische vraagstelling is in de gevalideerde vraag opgenomen.

De aanbieder mag een controle uitvoeren dat de vraagstelling overeenkomt met de gepubliceerde vraagstellingen. Indien de vraagstelling niet overeenkomt met de gepubliceerde vraagstellingen, dan moet de aanbieder de vraagstelling weigeren uit te voeren.

​5.7.4.1.​ Verifiëren van de ontvangen parameters (Niet in MVP)

Als een gevalideerde vraag parameters bevat voor de SPARQL-query, dan moet de aanbieder de ontvangen parameters verifiëren. De verificatie moet uitgevoerd worden met de SHACL-definitie.

5.7.5.​ Uitvoeren van de technische vraagstelling (Niet in MVP)

(Parameters zijn geen onderdeel van de MVP. Als de parameters onderdeel van de vraagstelling worden, zal overwogen worden om het bericht elektronisch te ondertekenen om de herkomst en integriteit van het bericht te garanderen.) De technische vraagstelling is beschreven in SPARQL. Als de gevalideerde vraag parameters bevat, dan moet de aanbieder de parameters invullen in de SPARQL. De parameters hebben in de SPARQL een placeholder met het volgende format: $(naam van de parameter). De placeholder moet vervangen worden door de ontvangen waarde voor de parameter.

Voorbeeld van ontvangen waarde voor een parameter:

Code gekopieerd

...

Kopieer naar klembord

1{
2    "sparqlParameters": {
3        "validatedQuery": "Uniek nummer voor de gevalideerde vraag, UUID",
4        "parameters": [
5         {
6            "@context": { "@vocab": "http://example.com/" },
7            "@id": "http://example.com/query_variable_1",
8            "@type": "QueryParameter",
9            "peildatum": [
10             {
11                "@value": "2022-05-01",
12                "@type": "http://www.w3.org/2001/XMLSchema#date"
13             }
14           ]
15        }
16    ]
17  }
18}

De aanbieder voert vervolgens de SPARQL uit op de SPARQL-endpoint die gekoppeld is aan de RDF-database van de aanbieder. Op basis van de attributen uit de gevalideerde vraag moet de aanbieder in staat zijn de juiste dataset voor de query te selecteren.

Het antwoord van de SPARQL-endpoint moet overeenkomstig versie 1.1 van de SPARQL-resultaten zijn, zie https://www.w3.org/TR/sparql11-results-json/.

​5.7.6.​ Verzenden bericht

De aanbieder moet het antwoord (van de SPARQL) opnemen in een key-value array bestaande uit de identificatie van de vraag en het resultaat van de SPARQL. De resultset is een array omdat er meerdere gevalideerde vragen in een presentatie kunnen zijn ontvangen.

Voor iedere antwoord in de array wordt een unieke identificatie meegegeven van de gevalideerde vraag waar het antwoord betrekking op heeft. Deze identificatie is een samenstelling van het unieke id van het bericht en het id van de gevalideerde vraag met als scheidingsteken een “#”.

Code gekopieerd

...

Kopieer naar klembord

1"resultset": [
2    {
3        "id" : "5bb9dc29-9213-4111-917e-44ca04602ad9#c23ba5eb-112a-4dc1-939e-3baa0d2b05d6",
4        "result" : "query result"
5    }
6]

De verzender moet de resultset elektronisch verzegelen met een JSON Web Signature (JWS) voor onweerlegbaarheid van herkomst. Hiervoor wordt de resultset opgenomen als payload van de JWS.

De verzender moet voor de verzegeling een private sleutel gebruiken waarvan de publieke sleutel is gepubliceerd in het did-document van de verzender als een van de verificatiemethoden (”verificationMethod”). Dit om verificatie door de ontvanger mogelijk te maken. Door middel van de key identifier (kid) van de JWS kan de ontvanger de publieke sleutel achterhalen en de zegel verifiëren. Voor de versleuteling wordt het default algoritme van Nuts gehanteerd.

De aanbieder verzendt het bericht via de berichtendienst. Zie hiervoor Verzenden berichten via de berichtendienst.

5.7.7.​ Registreren verzonden bericht in het logboek

De aanbieder registreert ieder verzonden bericht in een logboek. Zie hiervoor de paragraaf over het logboek van ontvangen en verzonden berichten.

​5.8.​ Ontvangen antwoord op gevalideerde vraag

De afnemer ontvangt de resultset in het bericht van de berichtendienst en verwerkt deze. Zie de paragraaf over het beschikbaar stellen van de berichtendienst en de beveiliging van de berichtendienst zodat alleen berichten worden ontvangen met een geldig access token. Als het access token niet geldig is, wordt het bericht niet geaccepteerd en is het niet ontvangen. De aanbieder ontvangt een html foutcode.

De verwerking van een ontvangen bericht voor het “validated-query-request”-protocol is hieronder beschreven. Het zijn alleen stappen in de verwerking die afgesproken zijn. Naast deze afgesproken verwerkingen kan de afnemer besluiten aanvullende stappen uit te voeren in de verwerking van een ontvangen bericht.

Het is toegestaan om meerdere antwoorden te ontvangen op een verzonden bericht. Een verzonden bericht kan namelijk meerdere gevalideerde vragen bevatten die verschillend in tijd beantwoord worden. Ook is het toegestaan dat een vraag meerdere keren wordt beantwoord zodat correcties doorgegeven kunnen worden. Het laatste antwoord is het geldige actuele antwoord.

De afnemer moet de elektronische zegel van de aanbieder verifiëren. Zie voor de sleutel waarmee de zegel is geplaatst de paragraaf over het verzenden van het bericht.

De afnemer moet de antwoorden correleren met de vraag op basis van de ‘id’ in de resultset. Zie hiervoor de paragraaf over het verzenden van het bericht.

​5.8.1.​ Registreren ontvangen bericht in het logboek

De afnemer registreert ieder ontvangen bericht in een logboek. Zie de paragraaf over het logboek van ontvangen en verzonden berichten.

​5.8.2.​ Verifiëren elektronische handtekening

De afnemer verifieert dat de elektronische handtekening een geldige handtekening is van de aanbieder voor de resultaatset.

Heb je feedback?

Loopt u tegen een issue of vraag aan bij het KIK-V product? Neem dan contact met ons op!